Published on oktober 7th, 2013 | by scriptor
0Nationale Onderwijsdebat: Ik twitter, dus ik besta!
Zijn sociale media op school een lust of een last? Dat is de centrale vraag waarover deskundigen tijdens het Nationale Onderwijsdebat met elkaar discussiëren. Al na 10 minuten neemt het debat een verrassende wending als leerlingen uit 4 gymnasium melden: ‘Leren uit een boek gaat veel beter’ en: ‘Social media zijn voor thuis, daar heeft mijn school niets mee te maken’. Even lijkt het erop dat de meeste aanwezige volwassenen vooruitstrevender zijn dan de leerlingen. Toch blijkt eigenlijk iedereen het erover eens te zijn dat sociale media een ‘fact of life’ zijn en dat het onderwijs dus moet nadenken over hoe het hiermee omgaat. Of zoals de columnist ‘zegt’: `Verzet tegen sociale media is als blaffen tegen de maan’.
Boris van der Ham leidt het Nationale Onderwijsdebat Ouderen versus de jongeren, woensdag 2 oktober, Dudok, Den Haag. Een bont gezelschap zit, op uitnodiging van de PO-Raad, de VO-raad en de organisatie van de Nationale Onderwijsweek, bij elkaar om te debatteren over de vraag of social media een lust is voor het onderwijs, of een last?
Social media in de les?
Aanwezige leerlingen uit groep 8 vertellen vooral buiten de les bezig te zijn met Instagram. Een enkeling twittert. Hun juf gebruikt sociale media om de ‘reguliere’ lessen te ondersteunen, zo sluit ze beter aan op de belevingswereld van de kinderen en motiveert hen hun best te doen. De Algemeen Bestuurder van de PO-Raad én bestuurder van een scholengroep denkt dat sociale media heel goed kunnen ondersteunen bij het ‘ouderwets pedagogische principe’ aandachtig en kindspecifiek lesgeven. Hij stimuleert zijn leerkrachten dan ook sociale media te integreren in de les.
Een CDA Tweede-Kamerlid ziet geen rol voor de sociale media in de les. Wel erna, bijvoorbeeld om buiten de les om vragen te stellen aan de leerkracht. In de klas leiden ze alleen maar af.
Een wethouder constateert echter dat er een kloof is tussen de wereld in, en de werkelijkheid buiten de school. ‘Het is in ieder geval wel handig dat leerlingen normen, waarden en gewoontes kennen van de wereld van de sociale media’ meldt een Kamerlid. ‘Net zoals bij verkeersles is het verstandig om de risico’s te kennen’. Een onderzoeker op het gebied van nieuwe media en o.a. lid van de Commissie Project X Haren o.l.v. Job Cohen, vindt dat men te veel vanuit het middel denkt. ‘Je moet kijken naar wat je wil bereiken en of digitale – of sociale media daar zinvol bij kunnen zijn.’ Wel moet je de impact van sociale media erkennen en dat je er dus mee moet kunnen omgaan: ‘Ouderen weten wat de impact is, maar zijn technisch niet zo vaardig. Bij jongeren is dat precies andersom. Jongeren moeten leren omgaan met de kracht en de omvang van het middel.’
Beleid
Dat scholen iets ‘moeten’ met sociale media, daarover zijn de meeste aanwezigen het wel eens. De directeur van ‘Mijn Kind online’ pleit voor een social-mediabeleid op iedere school, gerelateerd aan de onderwijsdoelen. Zowel voor gebruik in de les als ook buiten de klas, zodat een leerkracht weet wat hem te doen staat. ‘Ouders zijn online. Als je als school niet online bent, ben je evengoed onderwerp van gesprek. Je kunt dan maar beter zorgen ook deel te nemen aan het gesprek’.
Een rector van een middelbare school vindt dat leraren de taal van de sociale media moeten begrijpen, maar jongeren vooral ook moeten leren wanneer welke taal(-gebruik) gewenst is. In zijn gesproken column geeft een onderwijsjournalist een typerend voorbeeld: een leerling sms’t zijn baas van de leerwerkplek met YOLO-taal dat hij een uur later op z’n werk komt. Dat ‘onzinbericht’ begrijpt zijn baas niet. De leerling krijgt een uitbrander over het onaangekondigd te laat komen.
Social media als leermiddel?
Op de vraag wat je mist als je Social Media niet inzet, zijn VO-raad en PO-Raad eensgezind. De voorzitter van de VO-raad ziet in social media een middel dat kan helpen bij het laten landen van de leerstof. PO-raad: ‘Als je social media niet inzet, mis je het kind. Maak dus beleid en bepaal met elkaar wat nodig en wenselijk is.’
Scriptor
Bron: PO-Raad via Nieuwsbank