Published on november 5th, 2013 | by scriptor
0Naar de tandarts!
APK-keuring voor auto’s én voor ons gebit. Een keer per half jaar trek ik braaf richting tandarts. Ondertussen heb ik al zo’n 5 tot 6 exemplaren aan mijn tanden en kiezen laten frunniken. Dat ging niet altijd vrijwillig. Als kind viel ik in de klauwen van een niet zo vriendelijke dame… zij begon mopperend aan mijn gebitsklussen en ging daarbij ruw te werk. Nee! Dat was zeker geen feest, ze had het verkeerde beroep gekozen. Dat begreep ik als 6-jarige al! Een oude man volgde haar op, hij was zijn tandartsdagen ook meer dan zat maar wist nog een zweem van vriendelijkheid op te brengen. Dat is toch erg belangrijk als je eenmaal in die afhankelijke positie in zo’n stoel verkeert. Na hem kwam de vakman die mijn gebit voor langere tijd onderhanden zou nemen. Vakman, ja! Maar o zo zwijgzaam! Ieder advies moest ik eruit trekken, conversatie: uiterst spaarzaam. En toch was ik ieder half jaar erg nieuwsgierig naar de staat van mijn gebit. Iedere keer stelde ik vragen en je zag hem lijden. Wat een verandering was dat daarom vandaag. Voor het eerst ging ik naar mijn nieuwe tandarts, het bleek een non-stop kletsende tandendokter! Nadat Willem de Zwijger van zijn pensioen ging genieten, iets waar ik maar per toeval achter kwam: hij had immers niets verteld, ging ik op zoek en vond deze spontane reparateur. What a joy! Na het kennismakingsbezoek en de eerste behandeling stak ik al meer kennis op over gebitsproblemen en de mogelijke behandelingen daarvan dan in alle voorafgaande jaren samen. Er was alleen een probleem: het was onmogelijk de goede man antwoord te geven, want dat gaat niet met een watje, een boor en een waterzuiger in mijn mond. Alle vragen die hij gezellig stelde, beantwoordde hij daarom zelf maar even. Theorieën vlogen mij om de oren, complimenten, vragen, discussiepunten, mededelingen, veronderstellingen…. het ging maar door. Even dacht ik met de clichéweemoed terug aan zijn zwijgende voorganger en ik rook de geur van die wachtkamer weer. Maar veel tijd kreeg ik niet want daar kwam de volgende aanspraak alweer. Nog steeds voelde ik me als de hond op de foto. Nadat de klus geklaard was, spoelde ik gefrustreerd en uitgeput mijn mond. Verlamd klom ik uit de ligstoel terwijl hij pratend naar een andere kant van de behandelkamer trok. “Tot over een half jaar!” riep hij vrolijk en ik ook, veel te luid, zo blij was ik eindelijk te kunnen reageren. Hij keek me even onderzoekend aan. Heel kort voelde ik een lichte gêne, tot ik begreep wat er werkelijk gebeurde: hij schrok van het antwoord, een weerwoord overkwam hem natuurlijk zelden! In die stoel lig je meestal met je mond vol tanden… ©
Scriptor
TXTbureauToThePoint